Insecten, spinnen, vlinders en vogels

Duizenden insecten is de Heemtuin rijk. Al waren het alleen maar de vele bijen van de imker die achter in de heemtuin zijn plek heeft. In alle rust kunnen de bijen in de wijde omgeving de bloemen en bomen bestuiven en terug komen ontmoet nectar of stuifmeel.
Foto's zijn van Piet v.d. Linden, Hans Morelis, Yvonne Commijs, Heleen van der Linde, e.a.

meerkoet                                                                                                          meerkoet + kleintjes

 

 

 

 

 

 

Reiger


Lantaarntje

Blauwe Glazenmaker + detail

Vroege Glazenmaker + detail

Houtpantserjuffer

Bloedrode heidelibel. Dit is een libel uit de familie van de "korenbouten". Hij heeft een dieprode kleur en is een van de meest voorkomende heidelibellen.

Er zijn ook nog steenrode en bruinrode heidelibellen. Deze komen in Nederland algemeen voor in de nazomer. Deze libelle-soorten lijken erg op elkaar. Het beste onderscheidende kenmerk is de "hangsnor": bij de steenrode heidelibel loopt het zwarte streepje tussen de ogen langs de oogranden naar beneden. Bij de bruinrode libel stopt het streepje bij de oogranden of loopt hooguit een klein beetje naar beneden. (bron: Wikipedia)

Dit is de Bruinrode Heidelibel.

Gewone waterjuffers

Paringswiel Variabele Waterjuffer. Dit is een fase in de paring waarin mannetje en vrouwtje hartvormig aan elkaar verbonden zijn. (info Vlinderstichting) en de Variabele Waterjuffer alleen.

Gewone oeverlibel en Paardenbijter                       

De gewone oeverlibel is een echte libel uit de familie van de Korenbouten. Hij is de grootste en meest algemene oeverlibel in Nederland (Bron: Wikipedia)

De Paardenbijter is een echte libel uit de familie van de Glazenmakers. Het is een grote libel, maar een van de kleinere glazenmakers, die in de nazomer vaak rondvliegt in groepen. (Bron: Wikipedia)

Grote Keizerlibel. Dit is de grootste vertegenwoordiger van de glazenmakerfamilie.

Schaatsenrijdertjes, gezien in de laatste vijver in de heemtuin.



Spin eet juffer

Soldaatje

Het soldaatje wordt ook wel weekschildkever genoemd. De kever heeft een zacht schild, omdat het weinig chitine (een bouwstof die voor stevigheid zorgt) bevat en heeft zes lange pootjes. De naam soldaatje heeft hij te danken aan zijn langwerpige vorm, die doet denken aan een oud soldatenuniform.

Langsprietmot. Hij hoort tot de familie van de vlinders. Langsprietmotten zijn herkenbaar doordat de voelsprieten bij de mannetjes aanzienlijk langer zijn dan de rest van het dier. De voelsprieten van de vrouwtjes zijn korter en dikker dan die van de mannetjes. Langsprietmotten vliegen in het voorjaar, vooral in de maanden mei en juni. (Bron: Wikipedia). Daarnaast een foto van de Geelbandlangsprietmot

Bonte brandnetelmot. Dit is een algemene micronachtvlinder. Rupsen leven vooral op brandnetel, maar ook wel op andere kruiden. Het is een echte zomervlinder, die vliegt van juni tot ver in augustus. Hij overwintert als rups. (Bron: Vlinderstichting)


Lieveheersbeestje + larve van lieveheersbeestje

Lieveheersbeestjes zijn er in verschillende kleuren: rood, geel, wit of zwart. Vaak zijn ze gestippeld. Ze behoren tot de kevers (Coleoptera). Lieveheersbeestjes worden wel gebruikt om bladluizen op een natuurlijke manier te bestrijden.


Roomvleklieveheersbeestje



Elzenhaantje

Roodkopvuurkever

Zuringrandwants. Deze wants houdt van zonnige plaatsen. Het is een goede vlieger, die "vanuit stand" kan vliegen en niet eerst ergens op hoeft te klimmen. Bij aanraking wordt een bruine vloeistof afgescheiden, die erg stinkt en moeilijk is te verwijderen. (bron: Wikipedia)


Koolwants. Deze is te herkennen aan drie kleine vlekken aan de achterzijde van het achterlijf. Hij eet behalve kool, ook kruisbloemigen, zoals Look-zonder-look, Muurbloem, Barbarakruid. Bron: Wikipedia). En waarschijnlijk brandnetel (op deze foto).


Ook spinnen zijn te zien in de heemtuin.

Hooiwagen. Een hooiwagen is geen spin. Het lijf van de hooiwagen bestaat uit één deel, in tegenstelling tot de spinnen, die een lijf hebben dat uit twee delen bestaat. Een hooiwagen kan geen web maken. Nog een verschil met een spin is dat hij maar twee ogen heeft. De meeste spinnen hebben acht ogen.


Kuifeenden en moeder-Kuifeend met jong.  Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een kuif, maar deze is bij de mannetjes langer. Kuifeenden eten waterdieren die tussen de waterplanten leven. Ook de planten zelf worden gegeten.


Roodborstje                                                                                                                            Een roodborstje komt regelmatig buurten als wij in de heemtuin aan het werk zijn.

Merel

Winterkoninkje (2x)

Sperwer. Op 3 juli 2018 in de heemtuin gesignaleerd.         

Fitis   

Zwartkop (vrouwtje) (foto: Yvonne Commijs) De Zwartkop is ongeveer net zo groot als een koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop.

Hier is een vrouwtje te zien. Zij heeft een roestbruine pet. (info: Vogelbescherming)

Bont zandoogje

     
Atalanta


Gehakkelde Aurelia

Boomblauwtje                                                                                                                          Oranjetipje (mannetje) op Fluitenkruid

Het Boomblauwtje is een vlinder uit de familie van de Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes. Het mannetje is helemaal blauw. Het vrouwtje heeft zwarte randen langs haar blauwe vleugels. Het Boomblauwtje is gemakkelijk te herkennen: de onderkant van de vleugels is zilverwit met zwarte stippen. Het Boomblauwtje houdt van plaatsen waar bomen en struiken staan. Het is een echte fladderaar.


Hier nog een keer het Oranjetipje. De oranje tipjes zijn duidelijk te zien

Groot koolwitje. Het Groot Koolwitje is vooral van het Klein Koolwitje te onderscheiden door de relatief grote hoeveelheid zwart in de vleugelpunt. (informatie Vlinderstichting). Ook is het groot Koolwitje een grotere vlinder, heeft bredere vleugels en een duidelijker tekening.

Klein Geaderd Witje.

Landkaartje (links boven)(foto genomen op 31 augustus 2016) + Landkaartje in voorjaarsuitvoering (rechtsboven) + Rups van het Landkaartje (linksonder)

Bij het Landkaartje verschillen de exemplaren van het ene seizoen uiterlijk duidelijk met die van het andere. De Landkaartjes van het voorjaar zijn oranje-bruin met zwarte vlekken en iets kleiner dan die van de zomergeneratie. De vlinders die je in juli en augustus ziet, zijn zwart met een witte en oranje band over de vleugels. (zie boven) Aan de onderkant van de vleugels staat een ingewikkeld patroon van gekleurde vlekken en strepen. Dit is net een landkaart. (informatie van De Vlinderstichting)


Geoogde bandspanner. Dit is een nachtvlinder die vooral te vinden is op          Koolbandspanner, ook een nachtvlinder.

vochtige plaatsen van begin mei tot eind juli.

Buxusmot (Cydalina Perspectalis). Deze nachtvlinder komt oorspronkelijk uit Azië (Japan, Zuid-Korea, China). Vermoedelijk is deze nachtvlinder rond 2005 in Duitsland geïntroduceerd via import van Buxus uit Azië). De buxusmot en dan met name de buxusrups kan veel schade toebrengen aan buxusstruiken, omdat hij geen natuurlijke vijanden heeft. Maar de laatste tijd (voorjaar 2018) zijn er berichten dat kauwen, eksters en koolmezen de rupsen en poppen ontdekt hebben en zijn gaan eten.

Citroenvlinder

Stippelmot                                                                                                                          Rupsen van de Stippelmot

Stippelmot (wordt ook wel spinselmot genoemd). Larven van de stippelmot spinnen zich helemaal in. Er kunnen enorme nesten van gesponnen draden ontstaan. In deze nesten verpoppen de larven zich eerst tot rups en later tot vlinder. Dan is de cyclus weer rond.

Het Brandnetelmotje is een nachtvlinder uit de familie van de Choreutidae, die vooral overdag actief is. (info Wikipedia) De spanwijdte is 10-15 mm. Behalve op brandnetels komt deze vlinder o.a. ook voor op Guldenroede, Gewone Berenklauw, Fluitenkruid en Boerenwormkruid.

Piramidevlinder. Dit is een nachtvlinder uit de familie van de Nachtuiltjes. Overdag verbergt de piramidevlinder zich in hollebomen, nestkastjes of onder een plank. Deze vlinder zat op een plank van het huisje dat aan het begin van de heemtuin staat.

Gewone tuinslak                                                                                                                              Naaktslak

Hornaarzweefvlieg

Schorpioenvlieg. Hij behoort tot de familie van de insecten. Kenmerkend voor schorpioenvliegen is het tangvormige orgaan dat mannetjes aan het achterlijf hebben. Het wordt omhooggekruld gedragen en doet daarom enigszins denken aan de staart van een schorpioen. De schorpioenvlieg gebruikt dit orgaan alleen bij de paring om een vrouwtje vast te houden. Het insect is voor de mens ongevaarlijk. Ze eten vooral dode insecten en honingdauw, de zoete uitscheiding van bladluizen.

Daarnaast de Weideschorpioenvlieg.


Maartse vlieg. Dit Is een Tweevleugelige uit de familie van de Zwarte Vliegen (Bibionidae), 8-10 mm lang. De naam Maartse vlieg heeft niets te maken met de maand maart, maar is afkomstig van de evangelist Johannes Marcus, die op 25 april zijn naamdag heeft. Vanaf deze dag zijn deze vliegen veel te zien en dat duurt tot ca. half mei. (Bronnen: Wikipedia en Tuinadvies.nl)

Dambordvlieg, een grote grijze vlieg, met donkere lengtestrepen op het borststuk en met afwisselende lichte en donkere vlekken als op een dambord op het achterlijf.

Langpootmug

Zoek de libelle

  
Gallen

Gallen zijn ongewone uitgroeisels op planten, bloemen, groeitoppen, katjes, wortels van bomen en planten, knoppen enz.
Zij ontstaan onder invloed van andere organismen. Bijvoorbeeld galmuggen, galwespen, kevers, vlinders, galmijten, aaltjes, schuimbeestjes enz. Maar ook virussen, schimmels en zelfs andere planten (maretak) kunnen dergelijke vergroeiingen veroorzaken. Allen parasiteren zij op hun eigen waardplant.
Galmuggen (3900 soorten, waarvan 200 in Nederland) vormen de meeste gallen.

Gallen, veroorzaakt door insecten
Sommige insecten maken hun hele ontwikkeling in de gallen door en verlaten die pas als ze volwassen zijn. Andere verlaten de gallen voor het verpoppen en kruipen in de grond om zich verder te ontwikkelen.

De tepelvlieg legt haar eitjes op de platte tonderzwam, waarna tepelvormige gallen worden gevormd. De uit de eitjes gekomen larven maken met hun sterke kaken de schimmeldraden aan de binnenkant van de gallenopend en zuigen de inhoud op. De larve verpopt buiten de gal in de grond.

In de familie van de composieten (b.v. de paardenbloem) is het geslacht Centaurie een groot plantengeslacht (korenbloem, knoopkruid). Hier kunnen we in de bloemhoofdjes de gallen vinden van vlinders, galwespen en vliegen.

In de rietsigaar worden door een bepaalde vlieg eitjes gelegd waardoor zich sigaargallen vormen, De eitjes worden gelegd van eind mei tot eind juni.
De larven komen 's nachts uit de eieren, kruipen naar boven om zich tussen de rietbladeren verder te ontwikkelen. En daar begint de galvorming. De larven overwinteren in de gallen en verpoppen in het voorjaar. Rietsigaren werden / worden wel geplukt ter decoratie. Grote kans dat men op vliegen wordt getrakteerd!

Sommige waterjuffers (kleine libellen) leggen eitjes groepsgewijs in de bast van o.a. wilgentakken die boven het water hangen. Daar ontstaan galachtige zwellingen. Uit de eitjes komen de nimfen. Zij moeten nog een aantal vervellingen doormaken voor zij volwassen waterjuffers zijn.

Op de Zomereik vindt men de meeste galwespen:. ± 40 soorten.
Alle onderdelen van de eik zijn voor het leggen van de eitjes in trek.

De cyclus van de eikengalwesp.
Na de paring sterft het mannetje. Zijn taak is volbracht. Vervolgens prikt Het vrouwtje een gaatje in het eikenblad, legt daarin haar eitjes + een stofje dat het blad infecteert. Het bladweefsel gaat woekeren en er ontstaat 's zomers een gal van ± 2 cm doorsnede.

Rode erwtengal op Zomereik

In deze gal, de galappel, groeit de larve, die bevindt zich aan een gedekte tafel en kan meteen lekker gaan eten. Tegen de herfst verpopt de larve zich tot galwesp. In de herfst valt het blad en nog weer later, tegen de winter, knaagt de galwesp een gaatje in de galappel en vliegt uit. Alle in deze tijd uitvliegende galwespen zijn vrouwtjes. Zonder te zijn bevrucht leggen zij hun eitjes in de eikenknoppen. Hier vormen zich in de lente kleine paarse fluweelgalletjes. Daar uit vliegen de galwespen: mannetjes en vrouwtjes en is de cirkel rond.

Bij kruidachtige planten zijn vooral de stengels in trek voor het leggen van eitjes.
Bij rozen worden de gallen op het blad gevormd.
De grootte van de gallen hangt af van het aantal larvenkamers.

Evenals het verhaal van de paddenstoelen is het verhaal over gallen ook heel complex. Er valt nog veel meer over te vertellen!

Informatiebronnen: Het gallenboek van W.M. Docters van Leeuwen, herzien en bewerkt door A.A. Wiebes-Rijks e.a., en het internet